Oxygastra curtisii

Oxygastra curtisii (Dale, 1834)
Bronslibel

Omschrijving [laatste larvale stadium]
(naar Fraser, 1951; Lucas, 1930; Ris, 1911; Rousseau, 1909, 1921; Er. Schmidt, 1944)

Lichaam donker met weinig lichtere tekening; vorm ovaal en plat. Vaak met modder en plantendelen bedekt. Lengte 19-22 mm.

Kop: [(fig. Ocurtis7.tif), kop (dorsaal)]. Labiale palpen met negen grove, ronde tanden. Prementum met 11 + 11 (12 + 12) setae, palpen met 7 + 7 (8 + 8) setae [(fig. Ocurtis1.tif), labiale palp].

Thorax: Poten lang, femora met twee donkere ringen.

Abdomen: Met kleine dorsale setae (geen doornen) op segmenten III (IV) tot IX [(fig. Ocurtis5.tif) en (fig. Ocurtis8.tif), abdomen (lateraal)]; kleine laterale doornen op segmenten VIII en IX (ca. 1/3 segmentlengte lang) [(fig. Ocurtis3.tif), abdomen mannetje (dorsaal)]. Op eindrand van de abdominale segmenten lange enkelvoudige en ook gespleten setae; midden op rug korte drietandige borstelharen [(fig. Ocurtis6.tif), seta].

Anaal aanhangsels: Appendices lang en puntig, dorsale mannelijke lob rijkt tot ongeveer halverwege de epiproct [(fig. Ocurtis4.tif), uiteinde abdomen mannetje (dorsaal)].

Adult

(fig. Ocurtism.tif), adult mannetje

Levenswijze

Bewoner van snel en langzaam stromende riviertjes, maar de imagines vliegen ook over vijvers in bosrijke omgeving.

Het eierleggen

Bij de ei-afzetting zijn de wijfjes steeds alleen bezig. Laag over het water vliegend langs de oevers van de beek, zoeken zij naar beschaduwde plekken onder overhangende struiken. Zij leggen de eieren in klonten af door het einde van het abdomen op het wateroppervlak te tippen. De eieren zijn lichtgeel van kleur en zijn door een gelatinelaag omgeven.

Larvale ontwikkeling

In een kunstmatige kweek duurde de ei-ontwikkeling 17 dagen (Heymer, 1964). Fraser (1951) noemt een ontwikkelingsduur van de eieren van 24-72 dagen, afhankelijk van de temperatuur. De ontwikkeling van de larven duurt twee jaar of langer (Fraser, 1951).

Vliegtijd

In Nederland van half juni tot begin juli.

Verspreiding

In Nederland in de jaren 1925 tot en met 1928 aangetroffen aan het riviertje de Aa bij Berlicum (N.B.), steeds in klein aantal (Lieftinck, 1926; Geijskes, 1932). De soort is in 1976 opnieuw in Nederland vastgesteld in het natuurreservaat de Collse Zegge, 5 km oostelijk van Eindhoven. Ook in 1982 is de soort weer bij Eindhoven gevonden. Deze vondsten sluiten aan bij het opnieuw ontdekken van de soort in België (Dumont, 1977).
(fig. Ocurti50.tif), 3 uurhokken, 14 waarnemingen, periode tot 1950
(fig. Ocurti90.tif), 1 uurhok, 1 waarneming, periode 1950 t/m 1989

Fauna-element

Weinig expansief atlantomediterraan. Een soort uit het Middellandse Zeegebied van Marokko (één vondst; Lieftinck, 1966), Spanje, Zuid-Frankrijk en Noord-Italië, met uitlopers in Zuid-Zwitserland en het midden van Frankrijk; komt slechts zeer lokaal (en niet elk jaar) voor in Zuid-Engeland, België, Nederland en West-Duitsland (Fastenrath, 1941). Zeer zeldzaam.

(naar Geijskes & van Tol, 1983)

%LABEL% (%SOURCE%)