Anax parthenope

Anax parthenope (Sélys, 1839)
Zuidelijke keizerslibel

Omschrijving [laatste larvale stadium, (fig. Aparthel.tif)]
(naar Münchberg, 1932a)

Gelijkt veel op die van A. imperator. In leven strogeel tot olijfbruin met veel donkere vlekken en geringde femora. Lengte 47 tot 50 mm.

Kop: Prementum tot aan de basis van het achterste pootpaar reikend [(fig. Aparthe4.tif), vangmasker].

Abdomen: Op de abdominale segmenten VII tot IX bevinden zich lange spitse laterale doornen.

Anaal aanhangsels: Bij de volgroeide mannelijke larven is de supra-anale lob van de abdominale appendices korter en meer trapeziumvormig dan die van A. imperator [(fig. Aparthe2.tif), uiteinde abdomen mannetje (dorsaal)].

Adult

(fig. Aparthem.tif), adult mannetje

Levenswijze

Een soort van grote, soms echter ook wel aan vrij kleine plassen met veel open water en een rijke begroeiing van drijvende waterplanten. De larven leven in dichte drijvende plantenmassa's in ondiep water langs de oever. Ze zijn zeer vraatzuchtig en leven onder meer van andere libellelarven, vooral Zygoptera (Münchberg, 1932a).

Het eierleggen

Gedurende de ei-afzetting blijft het mannetje aan het wijfje gekoppeld (diagnostisch!). De eieren worden door het wijfje in levende planten gestoken, vooral in stengels van riet (Phragmites), minder in bies (Scirpus), zelden in drijvende dode plantestengels (Münchberg, 1932a). Voor Zwitserland noemt Robert (1958) als legplant drijvende planten van fonteinkruid (Potamogeton); hierop legden de wijfjes zonder begeleiding van de mannetjes.
Het legsel bestaat uit twee parallelle rijen alternerend in het planteweefsel gestoken eieren, tot 26 stuks per keer.

Larvale ontwikkeling

Voor de ontwikkeling van de eieren noemt Schiemenz (1953) twee tot drie weken; Robert (1958) geeft 6,5 tot 9 weken aan. De larven overwinteren twee maal, zodat de totale ontwikkeling twee jaar in beslag neemt.

Vliegtijd

In het buitenland van half mei tot eind september (Aguesse, 1968).

Verspreiding

In Nederland een zeer zeldzame gast, die waarschijnlijk de komende jaren nog wel gesignaleerd zal worden in zuid- en oost-Nederland. (zie ook Wasscher et al., 1995)
(fig. Aparth50.tif), 1 uurhok, 1 waarneming, periode tot 1950
(fig. Aparth95.tif), 1 uurhok, 1 waarneming, periode 1990 t/m 1994

Fauna-element

(subspecies parthenope): Pontomediterraan (Dévai, 1976b). Deze aziatisch-mediterrane soort heeft een lokale verspreiding in Oost-Europa. In West-Europa komt ze voor tot in de omgeving van Parijs; in West-Duitsland is ze op enkele plaatsen ieder jaar aanwezig (Lohmann, 1980). Dwaalgast in België en Nederland.

(naar Geijskes & van Tol, 1983)

%LABEL% (%SOURCE%)