Somatochlora flavomaculata (Vander Linden, 1825)
Geelvlekglanslibel
Omschrijving [laatste larvale stadium, (fig. Sflavoml.tif)]
(naar Müller, 1990; Münchberg, 1932c; Ris, 1911)
Lang ovaal met vrij lange, zwart geringde poten. Lengte 19-21 mm [(fig. Sflavom1.tif), habitus (lateraal)].
Kop: Prementale setae 11 + 11 of 12 + 12, op labiale palpen 7 + 7 setae.
Abdomen: Laterale doornen aan abdominale segmenten VIII en IX ongelijk, de eerste klein of ontbrekend, de tweede lang, tot halverwege segment X reikend. Dorsale doornen op het midden van de rug op segmenten III-IX zijdelings afgeplat, mesvormig, ongeveer even lang als de segmenten [(fig. Sflavom3.tif), abdomen (lateraal)].
Anaal aanhangsels: Mannetjes herkenbaar aan een duidelijke dorsale lob tot ongeveer halverwege de epiproct.
Adulten
(fig. Sflavomf.tif), adult vrouwtje
(fig. Sflavomm.tif), adult mannetje
Levenswijze
Een soort van uitgestrekte hoogveenmoerassen grenzend aan hoog dennenbos en laag loofhout, zoals elzen en berken.
Het eierleggen
De ei-afzetting vindt plaats als bij de andere Corduliinen: het wijfje slaat met de achterlijfspunt op de wateroppervlakte om de eieren, meestal in klonten, kwijt te raken.
Larvale ontwikkeling
De ei-ontwikkeling duurt vermoedelijk vier tot vijf weken (Schiemenz, 1953). De larven leven in de modder van de hoogveenplassen en turfgaten, maar ook wel in die van brongebieden. Ze kunnen zich volgens Münchberg (1932c) zes tot acht weken lang zonder schade in droogvallende vijvers handhaven. Ze overwinteren vermoedelijk driemaal. De door Münchberg (1932c) vastgestelde driejarige cyclus gekenmerkt door het talrijker voorkomen van deze soort in Oost-Duitsland, hangt mogelijk met deze driejarige ontwikkeling samen.
Vliegtijd
In Nederland van mei tot augustus, het meest in juni.
Verspreiding
In Nederland voor 1950 verspreid voorkomend in de vennen van de oostelijke en zuidelijke provincies. Eén incidentele vondst bij Rotterdam (19e eeuw). Sinds 1950 o.a. nog aangetroffen bij Valkenswaard, Borkel en Fochtelooër Veen. Het voortbestaan van deze soort in Nederland wordt ernstig bedreigd.
(fig. Sflavo50.tif), 12 uurhokken, 39 waarnemingen, periode tot 1950
(fig. Sflavo90.tif), 9 uurhokken, 13 waarnemingen, periode 1950 t/m 1989
(fig. Sflavo95.tif), 3 uurhokken, 4 waarnemingen, periode 1990 t/m 1994
Fauna-element
West-siberisch (Dévai, 1976b). Europees-Westaziatische soort, verspreid in de vlakte van Noord- en Midden-Europa, niet bekend van de Britse eilanden. In Siberië tot 90º O.L. (Belyshev, 1973b; Eb. Schmidt, 1978).
(bewerkt naar Geijskes & van Tol, 1983)