Somatochlora arctica (Zetterstedt, 1840)
Hoogveenglanslibel
Omschrijving [laatste larvale stadium, (fig. Sarcticl.tif)]
(naar Gardner, 1977, Lucas 1930; Ris, 1911, Er. Schmidt, 1951, met verschilkenmerken t.o.v. S. alpestris)
Lichaam lang ovaal, donkerbruin tot zwart, geheel kort behaard, zonder laterale en dorsale doornen op het abdomen. Lengte 17-22,5 mm.
Kop: Prementale borstels 13 + 13 of 14 + 14, palpale borstels 7 + 7 tot 9 + 9.
Thorax: Poten dun, niet veel langer dan het lichaam.
Abdomen: Zonder dorsale doornen, doch wel met vrij lange haarkwastjes op de plaatsen waar bij andere Somatochlora-soorten doornen aanwezig zijn [(fig. Sarctic6.tif), abdomen (lateraal)].
Anaal aanhangsels: Appendices klein, hoogstens tweemaal zo lang als segment X [(fig. Sarctic3.tif), uiteinde abdomen (dorsaal)]. Mannetjes herkenbaar aan een duidelijke dorsale lob tot ongeveer halverwege de epiproct.
Adulten
(fig. Sarcticf.tif), adult vrouwtje
(fig. Sarcticm.tif), adult mannetje
Levenswijze
Bewoner van hoogveenplassen (tyrfobiont).
Het eierleggen
De ei-afzetting vindt plaats in de middaguren tijdens warm weer. Het wijfje vliegt hierbij laag over het water met het negende en tiende abdominaal segment omhooggebogen en dompelt met intervallen van enkele seconden het uiteinde van het abdomen in het water. Daarbij worden tien tot twintig eieren tegelijk afgezet; deze verdelen zich in het water en zinken naar de bodem (Schiemenz, 1953).
De eieren zijn met gel-achtige kleefstof omgeven, zijn ca. 0,5 mm lang, ovaal met aan één pool een kleine uitstulping. Elk wijfje produceert ongeveer 1600 eieren.
Larvale ontwikkeling
De ontwikkeling van de eieren duurt drie tot vier weken; ze overwinteren wanneer ze aan het einde van het seizoen zijn afgezet.
De larven leven in de veenbodem, overwinteren twee tot drie keer en doorlopen twaalf stadia (Prenn, 1935).
Vliegtijd
In Nederland gedrende juni en juli.
Verspreiding
Slechts bekend van enkele vondsten in zuidoostelijk Nederland. Kiauta (1964b) vermeldt vondsten van Bleijenbeek en Peel. Voortplanting in Nederland niet erg waarschijnlijk. (zie ook Wasscher et al., 1995)
(fig. Sarcti50.tif), 2 uurhokken, 2 waarnemingen, periode tot 1950
(fig. Sarcti90.tif), 4 uurhokken, 6 waarnemingen, periode 1950 t/m 1989
Fauna-element
(west?)-Siberisch. Verspreid over Noord-Europa en een groot deel van Siberië; in Midden-Europa lokaal in het hooggebergte (Alpen) en in het middengebergte (Vogezen, Zwarte Woud, Karpaten). Zeer lokaal komt de soort voor in de laagvlakte van België, Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken, en eveneens in Schotland en Ierland. In Skandinavië op vele plaatsen gewoon; ze komt daar voor tot boven de poolcirkel.
(naar Geijskes & van Tol, 1983)