Familie Corduliidae
Omschrijving
Vertegenwoordigers van deze familie zijn overwegend kort en breed, soms langgerekt, en aan buikzijde afgeplat. Kop kan klein tot groot van vorm zijn. Ogen zijn klein en vormen een verheffing. Antennen bestaan uit 7 segmenten. Sommige soorten hebben een duidelijke knobbel op de kop. Het abdomen gewoonlijk met dorsale en laterale doornen. Poten meestal lang en slank, soms kort en dik. Labium is sterk lepelvormig, met vele setae. Distale rand van prementum niet ingesneden. Labiale palpen met duidelijke tanding. Cerci duidelijk meer dan de helft van de lengte van de paraprocten. Vrouwtjes in de regel zonder ovipositor. De mannetjes zijn herkenbaar aan een duidelijke dorsale mannelijke lob die tot halverwege de epiproct rijkt, vaak twee-lobbig geproduceerd, bij Epitheca bijna hoornvormig. Deze structuur is sterker ontwikkeld dan bij de Libellulidae. (naar Pinhey, 1982; Gardner, 1983; Geene, pers. com.)
Verspreiding
Wijdverbreide familie, genus Macromia bijna kosmopolitisch. Cordulia en voornamelijk Somatochlora zijn wijd verspreid over het Noordelijk Halfrond. (naar Pinhey, 1982)
In Nederland waargenomen genera:
Cordulia Leach, 1815 [(fig. Caeneal.tif), volgroeide larve]
Epitheca Charpentier, 1840 [(fig. Ebimacul.tif), volgroeide larve)
Oxygastra Sélys, 1871
Somatochlora Sélys, 1871 [(fig. Smetalll.tif), volgroeide larve]
Overige Europese genera (en soorten):
Macromia Rambur, 1842
M. splendens (Pictet, 1843) [(fig. Macrsple.tif), adult]