Subklasse Pterygota
Gevleugelde (en secundair ongevleugelde) insecten. Het merendeel der insecten behoort tot deze subklasse, welke is gekarakteriseerd door een adult of reproduktief eindstadium, voorzien van een of twee paar vleugels op de tweede, of tweede en derde somieten (borststuksegmenten). In een groot aantal soorten, of zelfs hele orden zoals de Siphonaptera (vlooien), zijn de vleugels in de loop van de evolutie verloren gegaan in een of beide sexen, of is een paar omgevormd tot dekschilden (Coleoptera: kevers en torren), balans organen (Diptera: vliegen en muggen), of andere structuren met een gespecialiseerde functie.
In de insectenfylogenie was de vorming van vleugels waarschijnlijk een eenmalig gebeuren, en de belangrijkste stap in hun ontwikkeling. Vleugels kunnen zijn ontstaan uit laterale lobben -- uitsteeksels van de thorax van een tot glijvluchten in staat zijnde vorm -- maar deze theorie verklaard niet waarom deze structuren zijn beperkt tot het adulte reproduktieve stadium. Een meer plausibele verklaring is dat deze zijn onstaan uit beweeglijke kieuwen of kieuwdeksels in een aquatisch onvolwassen stadium, die in het terrestrische adulte stadium een rol gingen spelen in paring of communicatie.
Waarschijnlijk gecorreleerd met dit scenario is het feit dat de pterygoten over het algemeen worden gekenmerkt door interne bevruchting, waarbij sperma of een spermatofoor in het vrouwlijke genitaal wordt ingebracht.
De Pterygota worden verdeeld in twee infraklassen, de Paleoptera en Neoptera.
(naar Brown, 1982)