Familie Cordulegastridae
Omschrijving
Larven groot, sterk behaard, in bouw intermediair tussen Aeshnidae en Gomphidae (lichaam) enerzijds en Libellulidae (kop) anderzijds. Abdomen sterk ontwikkeld, spoelvormig. Antennen met 7 segmenten waarvan het derde het langste is. Labium lepelvormig, distale rand van prementum ingesneden, de twee resulterende hoeken haakvormig naar buiten gebogen. Labiale palpen met brede en onregelmatig getande distale rand [(fig. Cbolton3.tif), vangmasker]. Poten stevig, soms kort, dicht behaard. (naar Pinhey, 1982; Gardner, 1983; Geijskes & van Tol, 1983; Askew, 1988; Müller,1990)
Verspreiding
Kleine Holarctische familie van, naar wordt aangenomen, Noord-Amerikaanse oorsprong. De genera Cordulegaster en Sonjagaster zijn vertegenwoordigers op het Euraziatische continent. Sommige soorten vliegen zoals Aeshnidae en prefereren rietkragen voor het leggen van eieren; anderen zetten hun eieren af in bergbeekjes. (naar Pinhey, 1982, Lohmann, 1992a, 1993b)
In Nederland waargenomen genera:
Cordulegaster Leach, 1815 [(fig. Cbidentl.tif), volgroeide larve]
Overige Europese genera (en soorten):
Sonjagaster Lohmann, 1992
S. helladica helladica Lohmann, 1993
S. helladica buchholzi Lohmann, 1993
S. helladica kastalia Lohmann, 1993
S. insignis (Schneider, 1845)
S. montandoni (St. Quentin)