Genus Aeshna Fabricius, 1775
Omschrijving
Labium rijkt in rust tot (midden van) de coxae van het tweede pootpaar. Lengte van ogen (langs lengte as van lichaam gemeten) iets korter dan oogbreedte (haaks op lengte as); achterranden van ogen hol, niet in elkaars verlengde liggend. Achterhoofd enigzins hoekig [(fig. Agrandi3.tif), kop]. Dorsale mannelijke lob niet stomp eindigend. Abdominaal segment 6 meestal met zichtbare laterale doorn [(fig. Agrandi7.tif), uiteinde achterlijf mannetje]. Volgroeide larven zelden meer dan 49 mm lang. (naar Gardner, 1983; Askew, 1988; Müller, 1990)
Ontwikkeling
Eieren overwinteren (behalve A. isosceles), totale ontwikkelingsduur varierend van 1 jaar (A. affinis) tot 3 jaar (A. grandis, A. subarctica), zelden 4 jaar (A. juncea). (naar Duijm & Dutmer, 1985)
Verspreiding
Het genus Aeshna heeft een wereldwijde verspreiding. (naar Pinhey, 1982)
In Nederland waargenomen soorten:
Aeshna affinis (Vander Linden, 1820)
Aeshna cyanea (O. F. Müller, 1764) [(fig. Acyaneal.tif), volgroeide larve]
Aeshna grandis (Linnaeus, 1758) [(fig. Agrandil.tif), volgroeide larve]
Aeshna isosceles (O. F. Müller, 1767) [(fig. Aisoscel.tif), volgroeide larve]
Aeshna juncea (Linnaeus, 1758) [(fig. Ajunceal.tif), volgroeide larve]
Aeshna mixta Latreille, 1805 [(fig. Amixtal.tif), volgroeide larve]
Aeshna subarctica Walker, 1908 [(fig. Asubarcl.tif), volgroeide larve]
Aeshna viridis (Eversmann, 1836) [(fig. Aviridil.tif), volgroeide larve]
Overige Europese soorten:
Aeshna caerulea (Ström, 1783) [(fig. Acaerull.tif), volgroeide larve]
Aeshna crenata Hagen, 1856
Aeshna serrata Hagen, 1856?